COLLECTIEF NU: Over ideologie en engagement

Door: Roel Meijvis

Van 15 tot en met 18 februari werd Frascati overgenomen door een nieuwe generatie collectieven tijdens COLLECTIEF NU, de eerste van een reeks rondom collectief maken.

 

De week begon met Carrousel van collectieven, een opvoering van Tsjechovs De Kersentuin  door een gelegenheidscollectief van Collectief BLAUWDRUK, King Sisters, Collectief BrugMan en Blond & Cynisch. De rest van de week bestond uit voorstellingen van theatercoöperatie LENZ, King Sisters en Collectief Brugman, een openbare tekstlezing van BLAUWDRUK en een panelgesprek over ideologie op initiatief van LENZ. Want hoe zit het eigenlijk met het politieke karakter van die nieuwe lichting collectieven? 

Waar de theatercollectieven in de Nederlandse en Vlaamse theatergeschiedenis vanuit een verzet tegen het toenmalige theaterlandschap ontstonden, is het tegenwoordig een gebruikelijke organisatievorm, zeker ook bij een nieuwe generatie makers. Waar zit hun verzet nu in? Waar richt hun engagement zich op? Hoe denken zij over de wereld en welke plaats neemt hun werk daarin? Met die vragen in mijn hoofd bezocht ik deze week de geprogrammeerde voorstellingen en ging ik met een vijftal collectieven in gesprek tijdens het panelgesprek over ideologie dat als poging diende om dit engagement te verwoorden. 

En dat engagement verwoorden bleek nog niet zo makkelijk, zo gaven de panelleden aan op de zaterdagmiddag in Frascati 4, gezeten in het decor van Sheath and Knife dat co-curator LENZ deze week hernam. Aan het panel dat verder bestond uit leden van Collectief BLAUWDRUK, King Sisters, Collectief BrugMan en Collectief Het Paradijs werd de vraag gesteld vanuit welk wereldbeeld zij als collectief in beweging komen, en in welke richting. In een open en zoekend vraaggesprek, waarbij verschillende posities aan bod kwamen, kwam ook de gedeelde terughoudendheid ten aanzien van deze vraag naar voren. Dit omdat woorden de lijfelijke energie in de weg zitten, omdat praten nooit meer is dan een vergeefse poging iets te zeggen, omdat de waarheid eindeloos genuanceerd is, of omdat soms, of eigenlijk best vaak, er gewoon iets op een bepaalde manier gemaakt wordt en de betekenis daar later uit volgt. 

Van uitzichtloos nihilisme naar radicale empathie

Zo niet voor LENZ. Of tenminste niet op basis van het manifest dat Roel Pronk namens hen voordroeg als opening statement. De mensheid in haar huidige vorm is aan het eindigen. Wij hebben als generatie een stervende wereld geërfd en de vraag is hoe we dat sterven vorm gaan geven, niet hoe we een betere wereld gaan bouwen. Wat rest is ‘radicale empathie’, het onder ogen komen van sociaal geweld en het actief verbinden met de outsiders van de samenleving: ‘Van transgender meth-junkies tot eenzame koninginnen, van psychotische 12-jarigen tot getraumatiseerde metal muzikanten’ – de personages in hun gemaakte en geplande werk. ‘Het is alsof je zit opgesloten in een ruimte met iemand en je weet dat je nog maar een half uur te leven hebt’, zegt Pronk, ‘wat vertel je dan aan elkaar?’ Dat zijn de verhalen die LENZ wil vertellen. Voorstellingen in het laatste half uur van de mensheid.

Die beweging is verassend. Het nihilistische of zwartgallige en apocalyptische van hun denken (en hun esthetiek) is het beginpunt, geen eindpunt, en wordt nergens cynisch en leidt niet tot verlamming. Sterker nog: deze waarheid onder ogen zien werkt zelfs bevrijdend en activerend! En het is deze pijnlijke waarheid die LENZ als collectief in beweging brengt. Dat pijn een voedingsbron voor kunst en schoonheid kan zijn, doet denken aan wat Byung-Chul Han schrijft in De palliatieve maatschappij, waarin hij blootlegt wat er in onze ‘feelgood’-samenleving verloren gaat als alle pijn en onbehagen verbannen wordt. In een hoofdstuk gewijd aan de kunst schrijft hij: ‘Schoonheid is de tegenhanger van de pijn (…) Pijn brengt de geest ertoe een heilbrengende tegenwereld tegenover de bestaande te stichten, een wereld waarmee te leven valt.’ Elders in dat boek schrijft hij: ‘Het ferment van de revolutie is de gezamenlijk gevoelde pijn’. Dat laatste lijkt bij uitstek op LENZ van toepassing, behalve dan dat er voor LENZ geen revolutie meer komt, die hoop is vervlogen, maar juist daarom is hun engagement erin gelegen om de afbraak van de wereld zo eerlijk mogelijk te laten verlopen, voor iedereen.

Ik bezocht hun voorstelling Sheath and Knife op donderdagavond, de eerste van de Murder Ballad Trilogy die zij de komende tijd bij Frascati gaan maken. In het genre van de murder ballad zit de genoemde tegenstrijdigheid tussen pijn en schoonheid al besloten en op eenzelfde manier droeg ook deze voorstelling bovengenoemde spanning tussen pijn en schoonheid, nihilisme en empathie, in zich. Begonnen vanuit een lege ruimte met werklicht aan, waar wij als toeschouwer broederlijk werden ontvangen met een glaasje wijn of whisky, wordt ons op subtiele en gevoelige wijze een duister sprookje verteld over een jonge vrouw in een arbeidersmilieu – ‘daar waar je eindeloos over de akkers kan kijken, maar geen uitzicht is’ – die door een ongewilde zwangerschap moet kiezen tussen liefde en de gemeenschap, tegenover emancipatie en vrijheid, terwijl een intergenerationeel trauma op haar drukt. Een vertelling over klasse, over abortus, over vrouw-zijn, over bevrijding en de onmogelijkheid daarvan voor sommigen. Door en door politiek dus, én activistisch en geëngageerd. En dat kan ook zonder toekomstoptimisme.

Anderen zullen gelukkig zijn

Dat optimisme lijken we deze week wel te kunnen vinden bij Blond & Cynisch en Collectief BLAUWDRUK, die dat, in ieder geval in hun vorm van grotesk spel, humor, kostuums en spektakel uitstralen. Blond & Cynisch was niet aanwezig bij het panelgesprek maar deed wel mee aan de Carrousel van collectieven, waarmee de week in een vol Frascati 1 feestelijk werd geopend. In 48 uur tijd werd De Kersentuin van Anton Tsjechov omgeploegd, waarbij elk collectief een eigen bedrijf op zich nam. De King Sisters verzorgden de entr’acts. Een collectief voor het eerste bedrijf was er niet. In lijn met het originele stuk vanwege geldgebrek, zo werd ons verteld bij het gezamenlijke welkom.

Blond & Cynisch is naar eigen zeggen op zoek naar een nieuwe, intersectioneel feministische theatrale taal. In hun deel van De Kersentuin bewogen ze zich om de vraag wat maatschappelijke verandering is of teweeg kan brengen. En ook wat daarin de rol van het verleden en de canon is. Centraal staat het personage van Charlotta Ivanona, gespeeld door Esther Ymkje van Steenis, die ergens tussen zichzelf en haar personage een manifest voor verandering heeft geschreven dat zij graag wil voordragen, daarbij steeds in de weg gezeten door het verleden in de vorm van fragmenten uit De Kersentuin, gespeeld door Remy Meeuwsen en Emma Vermeulen. Het gebod dat het meest resoneert uit het manifest is om elke middag een mier over je hand te laten lopen, net zo lang totdat de mier zelf van je hand af loopt. 

Als haar medespelers, nu ook beland in het grijze gebied tussen personage en persoon, haar voorhouden hoe dat in hemelsnaam tot maatschappelijke verandering gaat leiden, wijst ze hen erop dat al die personages van Tsjechov niets anders doen dan zuipen en klagen, om de auteur vervolgens een oude witte lul te noemen. Dit tot ontsteltenis van haar toehoorders. Zoiets zeg je niet, men moet respect hebben voor de canon! Hiermee stellen ze de heiligheid van die canon ter discussie en daarmee de wijze waarop we ons tot het verleden verhouden. Tegelijkertijd wordt ook de poëtische gevoeligheid van de mier op de hand bij Tsjechov gevonden, wiens onbewerkte woorden worden gebruikt om een enigszins hoopvolle blik op de toekomst te formuleren: 

''De maan komt op. Daar is het geluk, het komt naderbij, steeds dichter en dichterbij en ik kan de voetstappen van het geluk al horen. En stel, dat wij het eens niet te zien zouden krijgen, het geluk niet zelf zullen leren kennen, wat dan nog? Dan zal het door anderen aanschouwd worden.''

Dit lijkt een vooruitgangsgeloof te veronderstellen, een mogelijk optimisme ten aanzien van de toekomst en de mogelijkheid van het teweeg brengen van maatschappelijke verandering, zo niet voor jezelf, dan toch voor degene die na jou komen. Helaas waren zij niet aanwezig bij het gesprek, want het was interessant geweest om te horen hoe hun collectieve theaterpraktijk zich tot dit optimisme verhoudt en hoe hun wereldbeeld zich spiegelt met het wereldbeeld van LENZ. 

Op zoek naar de blauwdruk

Ook in het bedrijf dat Collectief BLAUWDRUK om mocht ploegen werd het in De Kersentuin aanwezige thema van de oude versus de nieuwe wereld naar voren gehaald. De oude huisknecht Firs, hier huistechnicus, heet ons welkom in het Nederland van Rutte XIII, waar in een schamel achteraf zaaltje het laatste Gala van het Nederlands Theater wordt gehouden. Van de cultuursector is niets meer over en zelfs de stadsschouwburg van Amsterdam is een zwembad geworden, het Indoor Tropical Amsterdam zwembad wel te verstaan. Stuk voor stuk zijn alle rechten van de theatercanon verkocht aan Disney en nu moet ook de laatste klassieker eraan geloven: De Kersentuin. Als deze uiteindelijk verkocht wordt aan ondernemer Lopachin, die er een multimedia-VR-influencer-spektakel van gaat maken, is het drama compleet. Het toneel, die kunstvorm waar we allen zo van houden, is niet meer. 

In hun bewerking uiten ze kritiek op de marktwerking in de kunst en het idee van cultuurondernemerschap, ‘een contradictio in terminis’. Evengoed besteden ze aandacht aan het tegengeluid, bijvoorbeeld met de rol van cultuurindustrieel Lopachin, maar ook met die van de conservatieve dramaturg die stelt dat de kunstenaars deze teloorgang toch eerst en vooral aan zichzelf te danken hebben. Hierin zien we terug wat Emma van Zandvoort tijdens het panelgesprek zei over de beweegredenen van BLAUWDRUK: ''Met onze voorstellingen willen we verharde, gepolariseerde discussies openbreken en proberen ruimte te creëren voor complexiteit en meerstemmigheid.''

Volgens BLAUWDRUK is deze nuance belangrijk omdat de waarheid altijd in het midden ligt. Toch springen de tranen in je ogen als je de wereld van Lopachin voorgesteld krijgt en je de gedachte toelaat dat dat inderdaad de wereld is waarop we lijken af te stevenen. Tenminste, als het niet zo extreem grappig geschreven en goed gespeeld was, waardoor ook de vorm de cultuurkritiek nuanceert, of maakt dat deze door het gelach heen gemakkelijk wordt gemist. Zo’n kritiek is dan ook niet hun doel, zo zeggen zij zelf, en hun engagement ligt eerder in het invoelbaar maken van tegenstrijdige posities en in het maken van grootse locatievoorstellingen buiten de muren van ‘elitaire schouwburgen met hoge drempels’ – al vinden ze dat laatste ook gewoon heel erg leuk om te doen, zo geven ze toe. 

Ook in hun nieuwe voorstelling Paradijs Aan Het Einde, waarvan op de zaterdag een openbare tekstlezing werd gehouden, worden verschillende stemmen en perspectieven belichaamd, zonder dat de makers hierbij zelf expliciet stelling nemen. De vraag naar een rechtvaardige samenleving en een eerlijke verdeling van schaarste, de oervraag van de politiek, wordt in deze voorstelling behandeld door de verschillende politieke filosofieën en ideologieën te laten representeren door personages van vlees en bloed. Hiermee pogen zij ‘het groot wereldlijke en het kleinmenselijke met elkaar te verbinden’, zoals zij een van hun beweegredenen formuleren. En inderdaad: hun voorstellingen spelen zich altijd af in het licht van een grote wereldgebeurtenis. Maar de aandacht van BLAUWDRUK gaat daarbij toch meer uit naar hoe de mens zich tot die wereldgebeurtenissen verhoudt dan naar die wereldgebeurtenis zelf. Zij lijken dus eerder geïnteresseerd te zijn in de psychologie van de mens; in het kleinmenselijke ten aanzien van het groot wereldlijke. Is dat slechts een esthetische interesse? Nee, zegt Van Zandvoort: ‘Een beter inzicht in de mens, draagt bij aan een beter inzicht in hoe we met elkaar kunnen samenleven en hoe we die samenleving vorm moeten geven.’

De babbelende mens

Met Collectief Het Paradijs nam ook een mime-collectief deel aan het gesprek op de zaterdag, wat weer een ander perspectief met zich meebracht. Luuk Weers gaf aan dat ook Het Paradijs in haar voorstellingen nadenkt over hoe de ideale samenleving eruit ziet, maar door in het maakproces bij het lichaam te beginnen komen ze daar doorgaans verder mee dan wanneer zij vanuit het intellect beginnen. In onze lichamen ligt evengoed kennis en wijsheid besloten en dit lichaam bestaat al veel langer dan het woord, dat daardoor veel vatbaarder is om in de vluchtigheid mee te gaan van de een of andere populaire theorie of ideologie. Woorden leiden eerder af van de stroming van energie, van het Zijn zelf, aldus Weers. 

In die voorzichtigheid ten aanzien van taal en grote woorden, kon ook Jurjen Zeelen van Collectief BrugMan zich vinden, zij het dat de mens van BrugMan tot dit eindeloze spreken gedoemd is en hun voorstellingen daardoor juist zeer talig zijn. BrugMan geeft aan niet expliciet of doelbewust vanuit een wereldbeeld te werken, maar daarentegen wel vanuit een mensbeeld. De mens van BrugMan ontbreekt het aan een onveranderlijke kern (een blauwdruk) en is niets anders dan haar reactie op haar omgeving, die evengoed veranderlijk is. Hun personages verlangen ernaar de wereld voor even te kunnen pauzeren om voor eens en voor even te kunnen zeggen: dit is wat ik weet, dit is wie ik ben. Maar dit lukt nooit. En daarom babbelen ze. Hakkelen ze. En hebben ze zich uiteindelijk toch uitgesproken, kunnen ze niet meer terug, ook al was het nooit precies wat ze wilde zeggen.

Collectief BrugMan was deze week zowel te zien in De Kersentuin als met hun eigen voorstelling ÉÉN/DERDE. In De Kersentuin namen zij het vierde en laatste bedrijf op zich, dat in het teken staat van het afscheid van het huis. In de voor hun kenmerkende transparante stijl benoemden zij eerst hakkelend en babbelend de situatie en de scene, verdeelden vervolgens de rollen – Zeelen de mensen, Provily het huis – om daarna de scene uit te spelen. Wanneer Provily vindt dat Zeelen te lang de tijd neemt voor zijn afscheid, antwoordt Zeelen: ‘Jij bent een huis, maar ik ben een mens. En een mens moet soms huilen.’ Volgens Zeelen is het BrugMan daar om te doen, het tonen van die stuntelende mens, hoe klein en onhandig zij is, en hoe lief ook, op die momenten van klungelig ongemak. 

De voorstelling ÉÉN/DERDE is, voor BrugMan begrippen, een stuk explicieter en op het eerste gezicht ook een stuk politieker. We volgen een aantal personages die moeten omgaan met het feit dat er plotseling een muur door hun wereld is gebouwd. Dat is balen voor de vrouw wiens huis nu in tweeën is verdeeld en altijd met het licht aan moet slapen, omdat de schakelaar zich aan de andere kant van de muur bevindt. Verder zien we de gebruikelijke actoren die bij zo’n grote ingrijpende maatschappelijke gebeurtenis betrokken zijn: de uitvoerende die orders moet volgen, de populistische politicus, de publiek intellectueel die het allemaal buitengewoon interessant vindt maar met zijn intellectuele gezwets op veilige afstand blijft en de activist die wel tot handelen overgaat. 

Als een moeder zegt niet meer met haar zoon over de muur te spreken omdat ze zo van mening verschillen en dat ten koste gaat van de gezelligheid, is de link met de recente actualiteit snel gemaakt. Toch lijkt BrugMan hiermee niet iets te willen zeggen over bepaalde maatschappelijke debatten, en als wel, dan eerder over het feit dat de mens wezenlijk tot wederzijdse onbegrip gedoemd is, zoals we het magisch-realistische einde zouden kunnen interpreteren, waarin een vrouw de andere kant van de muur betreedt en in een hinterwelt terecht komt, zonder medemens, maar met de jarige Robert: een steen. Hier hoeft ze nooit meer iets met iemand anders te maken te hebben, eindelijk rust, zoals ze wilde, maar eenzaam, dus misschien toch niet wat ze wilde? Als we daar een politieke boodschap in willen lezen, dan is het er een om juist wantrouwend te zijn naar grote woorden die eenheid beloven en praatjes die pretenderen de mensen te zeggen wie ze zijn en wat ze willen.      

Liefde voor de kunst

De meer intuïtieve aanpak waar Weers over sprak resoneert ook in hoe King Sisters haar beweegredenen verwoordt. ‘We komen in beweging vanuit de liefde voor kunst. Vanuit de liefde voor de samenklank van onze stemmen. Vanuit een liefde voor muziek. Vanuit spel en uitdaging in virtuositeit, lelijkheid, humor en donkerte’, zo sprak Joske Koning. Daarmee reageren zij met hun werk op een wereld waarin een aantal belangrijke zaken onder druk staan: ‘De liefde voor het collectief van de familie en voor kunst om de kunst zelf, spelen en onderzoek, non-efficiëntie en associatie, vrouw zijn, toewijding en het werk doen dat liefde vraagt.’ 

Op vrijdagavond bezocht ik hun voorstelling Rebuilding a Voice, een speels, muzikaal a capella concert, waarin drie figuren hun (vrouwelijke) stem onderzoeken in klank en samenzang. Dat onderzoekende en speelse roept associaties met Dada en Fluxus op, en werkt zo aanstekelijk dat die lijfelijke energie waar Weers over sprak oversloeg op mij als toeschouwer, waardoor hun voorstelling juist door dat lijfelijke iets bevrijdend in zich draagt. Dit laat zien dat een werk dat niet vanuit een expliciet politieke bron ontspruit, weldegelijk politiek kan zijn. Sterker nog: waar hun werk misschien vanuit een ‘art pour l’art’ positie vertrekt – binnen een marxistische discours een teken van apolitieke en geprivilegieerde ‘bourgeois’ kunst – is hun voorstelling daarentegen juist uiterst politiek te lezen. 

Zo weerklinkt in Rebuilding a Voice bijvoorbeeld wat Audre Lorde heeft geschreven in Your Silence Will Not Protect You over ‘silencing’ en het terug claimen (als vrouw) van je stem. En ook in hun entr’acts van De Kersentuin, waarin zij de bomen speelden, gaven zij met die keuze een stem aan diegene die in onze samenleving al eeuwenlang het zwijgen is opgelegd: de kersentuin zélf, de natuur, waar dan weer het werk van de Nederlandse schrijver en filosoof Eva Meijer in doorklinkt. In Verwar het niet met afwezigheid, een essay over politiek en stilte laat zij zien hoe de (politieke) stem van vrouwen, van niet-menselijke dieren, bomen en planten, steevast tot stilte worden gemaand en zo buiten de democratische besluitvorming worden gehouden. 

Dat deze liefde voor de kunst en het volgen van je interesses doorgaans de eerste beweegreden zijn om iets te maken, is iets wat in het gesprek ook door de andere collectieven wordt beaamd. De (politieke) betekenis daarvan, volgt meestal later pas. Zelfs Pronk geeft namens LENZ toe dat de bron niet altijd bij het politieke en activistische ligt, maar dat zij net zo goed de murder balled ‘ook gewoon heel vet vinden’. De vraag naar ideologie is wat deze collectieven betreft dan ook een die hun doet denken aan subsidieaanvragen waarin artistieke waarde moet worden uitgedrukt in maatschappelijke impact. En hoewel zelfs apolitieke of anti-ideologische posities een wereldbeeld veronderstellen, waar vervolgens al dan niet tegen wordt afgezet, houden ze zich hier in het actieve maakproces liever niet al te expliciet mee bezig. Liever maken ze, en volgen ze daarin hun interesses, wat werkt en wat mooi is. Maar volgens Pronk is dat op haar beurt dan weer een politieke daad: ‘Met schoonheid bezig zijn in een wereld die actief niet met schoonheid bezig is, is op zichzelf een daad van verzet.’

Tot slot 

Met op de zaterdag tussen de gesprekken en voorstellingen door nog een collectieve maaltijd in het café en een eindfeest na de laatste voorstelling waren de vier dagen COLLECTIEF NU ten einde gekomen. Door de losse festivalsfeer en de mogelijkheid om in een paar dagen tijd meerdere collectieven aan het werk te zien en aan het woord te horen, kreeg je als bezoeker een fijne indruk van deze nieuwe lichting en waar zij staan. Dat maakt zowel nieuwsgierig naar de volgende programma’s die Frascati over collectief maken gaat organiseren, als naar hoe deze theatertraditie zich de komende jaren verder gaat ontwikkelen en wat voor voorstellingen daar uit mogen komen.