Eindspel: Verslag van de dag

Roel Pronk | zo 26 jun 2022

’t Showtje | Emma van den Elshout & Just van Bommel / Regie- & performance opleiding, Toneelacademie Maastricht

De eerste van drie Maastrichtse samenwerkingen is tussen Emma van den Elshout (regie opleiding) en Just van Bommel (performanceopleiding).

Van Bommel staat ons al op te wachten als we Frascati 3 binnenwandelen.
In een geplooide, simpele, gebroken-witte jurk en stevige Caterpillar-laarzen begint hij te vertellen; ‘‘Ik zat laatst in de trein – ik zit wel vaker in de trein, maar ik zat er laatst – en realiseerde me dat ik het laatste hoofdstuk van De geschiedenis van mijn seksualiteit van Tobi Lakmaker niet gelezen had.’’ Vanaf hier vertrekt de associatieve monoloog van een malend brein die Just met bedrieglijk gemak uit de mouw schut. De tekst leidt ons van drijvende kaas in een overstroomde Maastrichtse gracht naar de Voyager Golden Record naar een verduisterd floating bad. De schijnbare achteloosheid waarmee van de hak op de tak gesprongen wordt, waarmee lijntjes opgegooid worden en weer vergeten, doet ons bijna vergeten hoe bewust de woorden gekozen zijn.
Een plotselinge poëtische zin of een strakke beweging met een hand of arm ondersteunen de tekst maar houden de gedachten en observaties ook weg van het alledaagse.

’t Showtje is minimaal 2 lichtstanden, geen duidelijke dramatische boog, geen verhaal, geen op- of afgangen, geen rekwisieten, geen decor en geen muziek.
Toch hangt de zaal een dik half uur aan ieder woord.

Het herinnert me aan één van de eerste redenen dat ik ooit verliefd werd op theater.
De theatrale vorm.
Een groep mensen luistert naar iemand die iets vertelt.
Iets eerlijks.
Dat is alles.
Even weg van ons zelf.
Naar een ander.
Zo simpel.
Meer niet.
Lang leve het theater.

Ein Schweigespiel | Tabor Idema & David Roos / Performance- & Acteursopleiding, Toneelacademie Maastricht

‘‘Wovon man nicht sprechen kann, darüber muß man schweigen.’’
Tabor Idema (performanceopleiding) en David Roos (acteursopleiding) zingen de Wittgenstein-quote over en weer in de leeggetrokken grote zaal van de Brakke Grond.
Hoewel…
‘Zaal’…
De enorme, galmende leegte heeft bijna meer weg van een loods.
Het TL-licht staat aan, de gordijnen zijn verwijderd en er is niks op de vloer behalve een piano in de hoek en een metronoom tegen de achterwand.

Zodra Idema stopt met zingen is hun Schweigespiel begonnen.
En het voelt ook zeker als een spel; Iedere actie van de één lokt een reactie van de ander uit. En iedere poging van de ander dwingt de één tot handelen.
Als Roos naar voren stapt, moet Idema naar achteren.
Als Idema met een pen in de lucht schrijft, moet Roos de tekst uitspreken.
Het tweetal onderzoekt de relatie tot elkaar en de relatie tot geluid in een indrukwekkende aaneenschakeling van vormen.
We schieten van mime naar performance naar pianospel naar fragmenten uit De Gebroeders Karamazov.
Het moge duidelijk zijn: met deze hoeveelheid sterke ideeën en ingangen hadden tragere makers twee uur kunnen vullen.

Maar Ein Schweigespiel houdt het tempo hoog.
De voorstelling is grappig, licht, ontroerend en dan grimmig.
Proberend de ander te doen spreken steken ze elkaar met een vulpen in de borst, ogenschijnlijk tot bloedens toe.
Toch blijft, zelfs in het koude TL-licht, de voorstelling iets warms houden.
Er is een intimiteit tussen de twee mannen die niet verdwijnt.
Geen kleine prestatie, met niks dan hun lichamen en stemmen in de holle, kale loods-zaal.

Het herinnert me aan een aspect van theater waar ik in het begin van de toneelschool verliefd op werd.
De techniek.
De ambacht van precieze, exacte keuzes.
De controle over je instrument.
Het trainen van je lijf, stem en aanwezigheid om vele malen verder te reiken dan je armen lang zijn.
Lang leve de vakschool.

Judith en de belerende mond die zei dat ze zelf haar mokergrote bek moest houden | Emma van den Elshout & Noah Janssen / Regie opleiding, Toneelacademie Maastricht

De laatste voorstelling die ik zie op het festival is, ironisch genoeg, de eerste die ik zie gebaseerd op podiumrepertoire.
Emma van den Elshout (regie opleiding) en Noah Janssen (regieopleiding) zijn aan het werk gegaan met een Hongaarse opera.
Judith en de belerende mond die zei dat ze zelf haar mokergrote bek moest houden is gebaseerd op Hertog Blauwbaards Burcht die, op zijn beurt, gebaseerd op het Franse sprookje over Blauwbaard.

Maar Judith en de belerende mond die zei dat ze zelf haar mokergrote bek moest houden is minstens evenveel een reactie als een bewerking van Blauwbaards Burcht.
Judith, gespeeld door performer Lieke van der Vegt, verschijnt in een decor van karton.
Ze onderzoekt even haar lichaam als een pasgeboren kind en keert zich dan naar de ruimte.
Aangespoord door muzikale cues en hints op karton geschreven, zien we haar bijna escape-room achtige puzzels oplossen om onderdelen van de opera te ontdekken.
Een libretto, een verzameling notities en zelfs de titel van het werk.
Maar de opera zelf kan niet beginnen tot ze haar tegenspeler vindt; een levensgrote kartonnen cutout van een Disney-prins.
De muziek begint te spelen als ze hem in het spotlicht zet en er zelf een paar meter naast gaat staan.

Dramatisch en over-the-top zingt ze het duet tegen haar kartonnen partner. 
Intussen wordt de rol van de vrouw in deze opera onderzocht.
Als een oven verschijnt (met kartonnen bordje gemarkeerd als ‘‘apfelstruder macher’’) moet ze en schort om staat al snel in een wolk van bloem vrolijk zingend door een bakvorm te roeren.
Als een waslijn met witte lakens verschijnt (kartonnen bordje met ‘‘schöne wasche opvouw macher’’) raakt ze verstrikt in de lakens en stikt langzaam terwijl de muziekband doorspeelt.

De initiatieven lijken uit de voorstelling zelf te komen. Er wordt naar het personage gecommuniceerd met licht, muziek, visdraad en twee half verstopte inspicienten.
Zo wordt langzaam maar zeker de waardigheid van het personage afgebroken.
Naar het einde wordt ze zelfs volledig vervangen door een (wederom) kartonnen, getekende versie van zichzelf die rustig naast haar Disney-prins kan staan zonder steeds zo moeilijk te doen.
Judith zelf rest niks dan demonstratief zelf een kartonnen bord te maken en om haar nek te hangen met de tekst: ‘‘Wahnsinnig mensch’’.

De strijd tussen de hoofdpersoon en de voorstelling is natuurlijk ook die tussen de makers en het origineel; een werk dat gebouwd is op zo’n diepgewortelde, seksistische basis dat er door golven van frustrerende, mensonterende tweedimensionaliteit geworsteld moet worden voor iets van een waardevolle dialoog mogelijk is.

Het herinnert me aan één van de aspecten van theater waar ik in mijn laatste jaar op de toneelschool verliefd op werd.
De inhoud.
De capaciteit van theater om te agenderen.
Om met een knipoog en plezier kritiek te geven.
Ook op zichzelf.
De eeuwige spiraal van zelfreflectie die ons werkveld zo eigen is.
De oprechte pogingen elkaar en de vorm vooruit te duwen.
Ongenuanceerd schoppend tegen de heilige huisjes die de weg van vooruitgang blokkeren.
Lang leve de makers.

Afstuderen is heerlijk en verschrikkelijk, pijnlijk, tenenkrommend, hartverscheurend eng.
Over een paar weken zitten de kunstenaars die ik deze week gezien hebben allemaal in een gat.
Een afstudeergat waar ze voor gewaarschuwd zijn tot het cliché is en die ze aan zien komen maar die desalniettemin bestaat.
Zonder rooster, zonder lestijden, zonder docenten, mentoren en klasgenoten.
Misschien wachtend aan de telefoon, hun e-mail refreshend of solliciterend bij de Coffee Company.

Afstuderen is eng.
Maar ik heb deze makers nodig.
Om jong te zijn.
Om naïef en slim en boos en ambitieus te zijn.
Om vooruitgang te vragen.
Om vooruitgang te eisen.
Om vooruitgang te forceren.
Om eindeloos te discussiëren op de terrassen van theaters waar we nooit zullen spelen.
Om eindeloos te drinken in horecagelegenheden die ons meer werk geven dan de BIS.
Om niet altijd te hoeven kijken naar dezelfde drie voorstellingen.
Om zalen te vinden waar niet iedereen onder de 40 een collega is.
Om het klimaat te veranderen.
Om machtsverhoudingen uit te dagen.
Om een echte David te hebben in het Goliath tegen Goliath publiciteitsstrijden (allemaal pretenderend underdog te zijn vanuit het gedeelde miljoenenkantoor op het Leidseplein).
Om te blijven maken.
Om te blijven innoveren.
Om door te duwen zonder geld of werk of hoop.
Om alles dat niet meer klopt te verstoten.
Om te bewijzen dat die ene docent ongelijk had.
Om ruimte te creëren voor onze opvolgers, die ons onvermijdelijk komen verstoten als wij niet meer kloppen.

Om de theatrale vorm, techniek en inhoud samen te brengen.
Op manieren waar andere generaties nooit aan kunnen denken.
Dat is alles.
Even weg van de ander.
Naar onszelf.
Zo simpel.
Meer niet.
Lang leve het theater.

Roel Pronk | zo 26 juni